Geschiedenis van het schaap
Delen overgenomen uit: Handboek Schapeziekten,
Drs. P. Vellema en Drs. L.J. de Lange
Terra Zutphen BV, 1994
Wilde schapensoorten die de dag van vandaag nog voorkomen zijn:
1. Bighorn (dikhoornschaap) in Noord-Amerika
2. Argali in Centraal-Azië
3. Urial (Oerial) in Zuiswest-Azië, met name in Afghanistan
4. Mouflon in West-Azië en Europa
Verder zijn er nog enkele schapenrassen die min of meer verwilderd zijn en ook als oorspronkelijke rassen gekenmerkt worden, zoals het Soay schaap van de Saint Kilda’s eilanden, het Mexicaanse Dahl schaap en het Dall schaap in de bergen van Alaska.
Schapen zijn zo’n 11.000 tot 12.000 jaar geleden voor het eest tot huisdieren gemaakt in het Midden-Oosten en ongeveer 6000 jaar voor Christus kwamen de eeste schapen in Europa. Pas zo’n 3000 jaar voor Christus kwamen de eerste schapen naar West-Europa. Alle huidige schapenrassen zijn dus ontstaan door kruisingen uit de rassen Urial, Mouflon en Argali.
Schapen komen overal ter wereld voor. Alleen de vochtige en warme tropische streken zijn voor schapen niet geschikt. Er zijn wereldwijd een paar duizend verschillend schapenrassen, aangepast aan de verschillende bodem- en klimaatgesteldheden en geselecteerd door de mens op basis van specifieke eisen die aan het dier werden gesteld.
In het verleden was de wol het enige product waarmee warme kleding e.d. gemaakt kon worden. Vandaar dat de van oorsprong Spaanse Merino heel veel invloed heeft gehad en daardoor zeker een kwart van de 300 meest belangrijke schaperassen ter wereld, genen van de Merino bezit. Spanje is hét land geweest van het Merino schaap, omdat het eeuwenlang de export ervan had verboden.
In Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland kwamen van oorsprong alleen maar haaschapen voor.
Pas vanaf 1882 met de komst van koelschepen, werd het economisch interessant om schapen te gaan houden vanwege het lamsvlees. Het wolschaap werd langzaam aan vervangen door het zgn. dubbeldoelschaap. Alleen in Australië is wol nog het belangrijkste product gebleven.
Onze huidige bekende Nederlandse schapenrassen zoals de Texelaar, de Noord-Hollander en het Friesch Melkschaap zijn ontstaan uit kruisingen tussen de hier reeds aanwezige kust- en polderschapen en uit Engeland geïmporteerde rassen als de Leicester, de Lincoln en de Wensleydale. Die import vond met name plaats in de periode tussen 1832 en 1900. De Franse Flandrin, het Engelse Melkschaap, het Vlaamse Melkschaap, het Zeeuwse en Friesch Melkschaap, het Oost-Friese Melkschaap in Duitsland, het oud Poolse Melkschaap en ook de 'Oude' Texelaar, zijn meer of minder genetisch nauw aan elkaar verwante rassen. Het Friesche Melkschaap Stamboek is het eerste stamboek dat in 1908 in Nederland is opgericht.
Drs. P. Vellema en Drs. L.J. de Lange
Terra Zutphen BV, 1994
Wilde schapensoorten die de dag van vandaag nog voorkomen zijn:
1. Bighorn (dikhoornschaap) in Noord-Amerika
2. Argali in Centraal-Azië
3. Urial (Oerial) in Zuiswest-Azië, met name in Afghanistan
4. Mouflon in West-Azië en Europa
Verder zijn er nog enkele schapenrassen die min of meer verwilderd zijn en ook als oorspronkelijke rassen gekenmerkt worden, zoals het Soay schaap van de Saint Kilda’s eilanden, het Mexicaanse Dahl schaap en het Dall schaap in de bergen van Alaska.
Schapen zijn zo’n 11.000 tot 12.000 jaar geleden voor het eest tot huisdieren gemaakt in het Midden-Oosten en ongeveer 6000 jaar voor Christus kwamen de eeste schapen in Europa. Pas zo’n 3000 jaar voor Christus kwamen de eerste schapen naar West-Europa. Alle huidige schapenrassen zijn dus ontstaan door kruisingen uit de rassen Urial, Mouflon en Argali.
Schapen komen overal ter wereld voor. Alleen de vochtige en warme tropische streken zijn voor schapen niet geschikt. Er zijn wereldwijd een paar duizend verschillend schapenrassen, aangepast aan de verschillende bodem- en klimaatgesteldheden en geselecteerd door de mens op basis van specifieke eisen die aan het dier werden gesteld.
In het verleden was de wol het enige product waarmee warme kleding e.d. gemaakt kon worden. Vandaar dat de van oorsprong Spaanse Merino heel veel invloed heeft gehad en daardoor zeker een kwart van de 300 meest belangrijke schaperassen ter wereld, genen van de Merino bezit. Spanje is hét land geweest van het Merino schaap, omdat het eeuwenlang de export ervan had verboden.
In Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland kwamen van oorsprong alleen maar haaschapen voor.
Pas vanaf 1882 met de komst van koelschepen, werd het economisch interessant om schapen te gaan houden vanwege het lamsvlees. Het wolschaap werd langzaam aan vervangen door het zgn. dubbeldoelschaap. Alleen in Australië is wol nog het belangrijkste product gebleven.
Onze huidige bekende Nederlandse schapenrassen zoals de Texelaar, de Noord-Hollander en het Friesch Melkschaap zijn ontstaan uit kruisingen tussen de hier reeds aanwezige kust- en polderschapen en uit Engeland geïmporteerde rassen als de Leicester, de Lincoln en de Wensleydale. Die import vond met name plaats in de periode tussen 1832 en 1900. De Franse Flandrin, het Engelse Melkschaap, het Vlaamse Melkschaap, het Zeeuwse en Friesch Melkschaap, het Oost-Friese Melkschaap in Duitsland, het oud Poolse Melkschaap en ook de 'Oude' Texelaar, zijn meer of minder genetisch nauw aan elkaar verwante rassen. Het Friesche Melkschaap Stamboek is het eerste stamboek dat in 1908 in Nederland is opgericht.